VacciCheck - Dierenkliniek de Roldertoren
33
post-template-default,single,single-post,postid-33,single-format-standard,bridge-core-3.0.2,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,hide_top_bar_on_mobile_header,qode-theme-ver-28.8,qode-theme-bridge,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-7.4,vc_responsive

VacciCheck

VacciCheck

 


Vaccicheck – titeren

In de praktijk kunnen we met een test, de VacciCheck, bepalen of er nog voldoende antilichamen in het lichaam aanwezig zijn tegen ziektes waartegen we honden en katten vaccineren, oftewel een titerbepaling. Dit maakt het op maat vaccineren nog beter mogelijk.

Vaccicheck bij honden
Met deze test kan de bescherming van de hond tegen CPV (canine parvovirus), CDV (canine distempervirus, hondenziekte) en CAV (canine adenovirus, besmettelijke leverziekte) bepaald worden. Normaal gesproken vaccineren we elke drie jaar tegen deze aandoeningen. Uit onderzoek is gebleken dat immuniteit tegen deze aandoeningen na vaccinatie minimaal drie jaar is. Soms houdt de immuniteit echter langer aan en kan de vaccinatie tegen deze virusziektes uitgesteld worden. Honden dienen wel elk jaar tegen leptospirose (ziekte van Weil) gevaccineerd te worden omdat de immuniteit na deze vaccinatie maar een jaar aanhoudt. Ook de vaccinatie tegen kennelhoest is maar een jaar werkzaam.
Volwassen honden krijgen volgens het reguliere vaccinatieschema eens in de drie jaar de cocktailvaccinatie met CDV, CPV, CAV en leptospirose en eventueel kennelhoest en in de twee jaren daartussen alleen de leptospirosevaccinatie en eventueel kennelhoest. Voor pups geldt een ander schema vanwege de antilichamen die zij meekrijgen van de moeder. Daarom vaccineren we pups op 6, 9 en 12 weken leeftijd en soms op 16 weken. Op één jaar leeftijd worden ze nogmaals gevaccineerd en daarna wordt het schema voor de volwassen hond aangehouden.
Als uit de VacciCheck blijkt dat de bescherming tegen CPV, CDV en CAV nog voldoende is, dan kan de vaccinatie uitgesteld worden. Als de bescherming onvoldoende blijkt moet de vaccinatie herhaald worden.
Met de VacciCheck kan ook gecontroleerd worden of pups na de puppyvaccinaties voldoende beschermd zijn. Vier weken na de laatste puppyvaccinatie kan de test uitgevoerd worden. Op vier weken na de laatste puppyvaccinatie weten we dat de antilichamen van de moeder niet meer aanwezig zijn en dat pups met een immuunsysteem dat wat trager reageert ook hebben gereageerd op de laatste vaccinatie. Als hieruit blijkt dat de pup goed beschermd is, dan hoeft de vaccinatie tegen deze aandoeningen pas drie jaar later herhaald te worden en is vaccinatie op één jaar leeftijd tegen deze aandoeningen niet nodig.

De VacciCheck is geschikt voor:
• Voor eigenaren die hun hond/kat goed willen beschermen, maar liever niet willen laten vaccineren als de bescherming tegen deze virusziektes nog goed is
• Om te checken of pups/kittens na de eerste vaccinaties volgens het vaccinatieschema goed beschermd zijn
• Voor honden/katten die eerder een overgevoeligheidsreactie hebben laten zien na vaccinatie
• Om bij gevaccineerde honden/katten te checken of de bescherming na vaccinatie goed is

Hoe gaat de VacciCheck in zijn werk?
Net als bij de gewone vaccinatie wordt uw hond of kat helemaal nagekeken. Vervolgens nemen we wat bloed af en zetten we de test in. Als de bescherming goed blijkt te zijn tegen de virusziektes, dan hoeft er niet gevaccineerd te worden en hoeft u een jaar later pas terug te komen. Mocht de bescherming onvoldoende zijn, dan is vaccinatie nodig. De vaccinaties tegen leptospirose en kennelhoest bij de hond moeten jaarlijks herhaald worden. Hiervoor kan geen VacciCheck uitgevoerd worden. Voor de rabiësvaccinatie geldt de wettelijke geldigheidsduur van drie jaar.

Vaccicheck bij katten
Wij vaccineren katten volgens ons vaccinatieschema jaarlijks tegen FHV en FCV (feline herpesvirus en feline calicivirus, niesziekte) en om het jaar tegen FPV (feline panleukopenievirus, kattenziekte). Kittens worden tegen deze aandoeningen gevaccineerd op 9 en 12 weken leeftijd en vervolgens op één jaar leeftijd. Hierna wordt het schema voor de volwassen kat aangehouden. Ook bij katten is het mogelijk om een titerbepaling te doen. Dit kan bepaald worden voor alle drie de vaccinatiecomponenten. Deze test is bij katten het meest betrouwbaar om de bescherming tegen FPV te bepalen. De bepaling van de antilichaamtiter voor FHV en FCV is wat minder betrouwbaar. Bij katten komt het soms voor dat de test aangeeft dat de kat niet voldoende antilichamen heeft, maar dat de kat in feite wel voldoende beschermd is. Katten kunnen namelijk ook bescherming hebben tegen FHV en FCV door afweercellen en door afweer in het slijmvlies, naast bescherming door middel van antilichamen.

 

Voor meer informatie klik hier